/

HET CONCEPT ADAPTOGENEN NADER BEKEKEN

Uit: Nederlands Tijdschrift voor Fytotherapie 2021 nr. 3

TEDJE VAN ASSELDONK | Op 25 oktober 2020 publiceerde een groep van elf wetenschappers uit Rusland, Duitsland, India en China een overzichtsartikel over adaptogenen in het internationale tijdschrift Medicinal Research Reviews. De bekende farmacognosten Michael Heinrich en Hildebert Wagner maakten deel uit van deze groep. Het artikel beschrijft het gebruik van planten die als adaptogenen gebruikt worden vanuit diverse culturele tradities en behandelt het farmacologisch onderzoek naar het effect van adaptogenen op stressgerelateerde en verouderingsprocessen. Dit overzichtsartikel is bijna een boekwerk geworden: 74 pagina’s lang (inclusief 628 referenties) en het is gratis te downloaden.

Adaptogenen zijn planten die de respons op lichamelijke stress verbeteren. In de loop der tijd zijn hiervoor veel definities opgesteld; de auteurs geven ze weer in een lange lijst. Het oorspronkelijke concept is in de jaren vijftig ontwikkeld in Rusland, naar aanleiding van studies die tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn gedaan met bessen van Schisandra chinensis (Turcz.) Bail. Naast S. chinensis-bessen zijn in Rusland de volgende adaptogene planten in de farmacopee opgenomen: Aralia elata (Miq.) Seem., Eleutherococcus senticosus (Rupr.&Maxim.) Maxim., Oplopanax elatus (Nakai) Nakai, Panax ginseng C.A.Mey, Rhaponticum carthamoides (Willd.) Iljin en Rhodiola rosea L. Deze laatste naam is ingeburgerd en wordt hier gebruikt, maar het is een synoniem van Sedum roseum (L.) Scop.. Het gaat hier steeds om bereidingen van de wortels. Voor Rusland, dat graag wilde uitblinken qua sport, leger en ruimtevaart, was dit een belangrijke groep kruiden. Al vóór 1982 zijn er in Rusland meer dan duizend farmacologische studies over deze planten gepubliceerd.

De specifieke traditioneel Chinese en kampo (Japanse) ziektebeelden die relevant zijn voor de inzet van adaptogenen worden besproken en de gedeeltelijk met Rusland overlappende lijst wordt aangevuld met onder meer Astragali, Paeoniae en Ligusticum radix. Vanuit de ayurveda worden onder andere Withania somnifera (L.) Dunal en Andrographis paniculata (Burm. F.) Wall. Ex. Nees toegevoegd. De Arabische unani-geneeskunde en de Europese tradities komen daarna in dit artikel aan bod, met speciale aandacht voor Bryonia alba L. en Viscum album L. in milde homeopathische verdunningen. De laatstgenoemde plant komt echter niet voor in de lijst van 109 planten die wereldwijd een indicatie hebben als adaptogeen of tonicum. 

Er wordt uitgebreid ingegaan op de fysiologische achtergronden van de adaptogene werking, met ruime uitleg van de begrippen homeostase en hormese. Vervolgens is er aandacht voor het verschil tussen adaptogenen en stimulantia zoals cafeïne en amfetamine. Er wordt gesteld dat er op dit moment allerlei aanwijzingen, maar geen harde eenduidige bewijzen, zijn voor de geschetste effectiviteit van de belangrijkste adaptogenen (Withania, Panax, Eleutherococcus, Andrographis).

adaptogenen
ONDERZOEK

Het specifieke onderzoek naar adaptogenen, plantextracten met vele moleculaire targets, is lastig met de huidige conventionele receptormodellen. Netwerkfarmacologie* gecombineerd met
gebruik van systeembiologie (metabolomics) biedt hiervoor perspectieven. Hiervan worden in dit overzichtsartikel zeer veel voorbeelden gegeven. Effecten op extracellulaire communicatie binnen het neuro-endocrien immuunsysteem en op intracellulaire signaaloverdracht worden beschreven. Er zijn inmiddels al 3516 genen beschreven die worden gereguleerd door adaptogenen: hetzij door activatie, hetzij door remming. Van daaruit kunnen bepaalde effecten worden voorspeld, die dan in modelsystemen al dan niet kunnen worden bevestigd. Op die manier wordt een relatie gelegd met veel stress- en leeftijdgeïnduceerde pathologieën zoals chronische ontstekingen.

De plantextracten laten eigenlijk altijd multi-target-effecten zien. Ook als het gaat om antioxidatieve, antitoxische en celbeschermende eigenschappen. Zo heeft veroudering te maken met verminderde capaciteit om met oxidatieve stress om te gaan. Verminderde expressie van Heat shock protein 70 (Hsp70) en de voorloper hiervan – Heat Shock transcription Factor 1 (HSF1) – zijn hiervan een uiting. Men ziet dit bijvoorbeeld in hersencellen bij de ziekte van Alzheimer of in levercellen, die dan minder goed bestand zijn tegen toxische stoffen. Het bleek dat extracten van Rhodiola, Schisandra en Eleutherococcus de transcriptie van HSF1 en de vorming van Hsp70 bevorderen, zowel in vitro als in vivo. Daarbij remmen ze stresseiwit c-Jun N-terminal kinase dat juist apoptose en veroudering stimuleert. Verder stimuleren ze de signaaloverdracht in de prefrontale hersenschors, doordat ze een verminderde concentratie aan cyclisch adenosine-monofosfaat veroorzaken met als gevolg het sluiten van hyperpolarization-activated cyclic nucleotide-gated channels: door hyperpolarisatie geactiveerde kanalen van de neuronen aldaar. Dit zijn slechts een paar voorbeelden van de vele samenhangende processen die werden ontrafeld. Het gaat verder ook om processen gerelateerd aan de hormonale balans en de energiehuishouding.

De inherente complexiteit van deze kruidenextracten, ook al zijn ze op een of enkele werkzame inhoudsstof(fen) gestandaardiseerd, maakt wetenschappelijk onderzoek lastig. De meervoudige effectiviteit vraagt om een specifieke, systeembiologische aanpak waarbij een groot aantal verschillende activiteiten gevisualiseerd en aan elkaar gerelateerd kunnen worden.

WET EN VEILIGHEID

Het concept adaptogenen botst vanwege zijn complexiteit met het traditionele uitgangspunt in de farmacologie: ‘één geneesmiddel voor één symptoom’. Het zeer brede scala aan effecten sluit moeilijk aan bij een specifieke indicatie voor geneesmiddelenregistratie. Het hebben van een goede homeostase, zodat het immuunsysteem wel adequaat, maar niet overreageert, is lastig aan een bepaalde ziekte te koppelen. Daarnaast zijn er nog legio effecten op hersenfunctie, hormoonbalans en metabole functies. Toch zijn er na de publicatie van een reflection paper in 2007 inmiddels EMA-monografieën geschreven voor Rhodiola, Eleutherococcus en ginseng, met als indicatie krachtverlies door stress.

Wanneer deze planten worden gebruikt om de homeostase te bewaren dient de dosis laag te zijn, het gaat daarbij dan om een milde prikkel. Maar als bijvoorbeeld ontstekingen onderdrukt moeten worden, dan is de dosering vaak hoger. Uit de klinische literatuur blijkt dat deze adaptogenen eigenlijk weinig toxisch zijn: grotere hoeveelheden, ook langdurig gebruikt, geven zelden aanleiding tot bijwerkingen.

Sommige actieve componenten, zoals eleutherosiden, isofraxin, andrographolide en salidroside worden snel opgenomen (piek na 15, resp. 30, 25 en 60 minuten) en verdelen zich ook snel over het hele lichaam. Eleutheroside B wordt grotendeels via de nieren geëlimineerd; circa 35% binnen twee uur en 90% na 48 uur. Circa 3% wordt middels de feces uitgescheiden. Het passeert niet de bloed-hersenbarrière. Rosavin heeft een lagere biologische beschikbaarheid (20-26%) en is na 2 uur al uit het lichaam verdwenen. Het bleek dat na consumptie van een waterextract van de wortel van Eleutherococcus de biologische beschikbaarheid van eleutherosiden B en E in het bloed hoger was dan na inname van deze twee stoffen in pure vorm, alhoewel deze laatste ook zeer snel worden opgenomen. Er zijn ook zeer veel verschillende ginsenosiden die erg verschillen in hun farmacokinetiek en waarvan de biologische beschikbaarheid relatief laag is. De ginsenosiden met meerdere suikers worden door maagzuur, of anders door darmbacteriën, omgezet in (mogelijk meer actieve) monoglycosides of aglyconen. Enkele verbindingen kunnen hun weg naar de hersenen vinden, maar de concentraties nemen daar heel snel af.

Interacties van adaptogenen met synthetische geneesmiddelen zijn in theorie mogelijk omdat inhoudsstoffen van adaptogenen in vitro ook de activiteit van enkele cytochroom-P450-enzymen blijken te kunnen beïnvloeden. Maar dan gaat het vaak wel over veel hogere concentraties dan die in de klinische praktijk worden bereikt.  

* Netwerkfarmacologie is een specialisme waarbij inzicht in de structuurformules en structuur-activeitsrelaties van bepaalde inhoudsstoffen worden gebruikt om deze verbindingen in te delen op basis van hun mogelijke of te verwachten effect, op grond van hun verwantschap met structuren waarvan de effectiviteit en/of het werkingsmechanisme reeds bekend is.

AUTEURSGEGEVENS | Tedje van Asseldonk is bioloog, fytotherapiedocent, kruidenteler, lid van de redactie van dit tijdschrift en was van 1999- 2015 hoofd van het NVF-bureau. Reacties naar: asseldonk@ethobotany.nl

BRON | Panossian AG. et al. Evolution of the adaptogenic concept from traditional use to medical systems: Pharmacology of stress and aging related diseases. Med Res Rev. 2021;41(1):630-703. DOI: 10.1002/med.21743; Via: onlinelibrary.wiley.com